Hoe wordt de rendementsgarantie in groepsverzekeringen berekend?

Werknemers die via hun werkgever een aanvullend pensioenplan hebben, hebben recht op een rendementsgarantie. De wetgever verplicht de werkgevers om in hun aanvullende pensioenplannen een bepaald minimumrendement te behalen. Maar hoeveel bedraagt die rendementsgarantie precies?

Voor alle duidelijkheid: de rendementsgarantie is van toepassing op verschillende types van aanvullende pensioenplannen, zoals vastebijdragen- en cash balance-plannen, alsook op het gedeelte van vasteprestatieplannen (of tebereikendoelplannen) dat gefinancierd wordt met persoonlijke bijdragen. Het gedeelte van vasteprestatieplannen dat opgebouwd wordt via premies betaald door de werkgever is niet onderworpen aan de rendementsgarantie. Hier lees je waarvoor vastebijdragenplannen, cash balance-plannen en vasteprestatieplannen precies staan.

gettyimages-457977887.jpg
In dit artikel

    De rendementsgarantie bestaat al vele jaren. In het verleden bedroeg deze 3,25% op werkgevers- en 3,75% op werknemersbijdragen. Sinds 2016 geldt evenwel een nieuwe berekeningsmethode. Zo wordt de rendementsgarantie elk jaar opnieuw bepaald en wordt daarbij rekening gehouden met de rendementen op de financiële markten (meer bepaald met de rente op Lineaire Obligaties of OLO’s met een duurtijd van 10 jaar). Er geldt wel steeds een minimum van 1,75% en een maximum van 3,75%. Sinds 2016 bedraagt de rendementsgarantie volgens de nieuwe berekeningsmethode 1,75%, het minimum dus.

    Maar de rendementsgarantie kan dus wijzigen doorheen de tijd. Een belangrijke vraag is of die rendementsgarantie enkel geldt voor de premies die tijdens dat jaar gestort worden, of ook voor de reserves die eerder al in het contract opgebouwd werden. Welnu, het antwoord op de vraag hangt af van de berekeningsmethode die gevolgd wordt. Want er zijn twee formules mogelijk: een ‘horizontale’ en een ‘verticale’.

     

    De horizontale methode

    Hierbij blijven de rendementsgaranties uit het verleden behouden op de reserves die verworven zijn vóór de datum waarop het percentage gewijzigd werd. Bij elke nieuwe wijziging wordt dus een aparte schijf van reserves gecreëerd die deze rendementsgarantie genieten tot de wettelijke pensioenleeftijd van de aangeslotene. De toekomstige premies worden onderworpen aan het nieuwe percentage. De horizontale methode wordt meestal gevolgd door aanvullende pensioenplannen die een gewaarborgd rendement bieden (tak 21).

     

     

    De verticale methode

    Deze methode valt best te vergelijken met een spaarrekening. Elk nieuw percentage is van toepassing op alle verworven reserves en op de toekomstige premies (tot de rendementsgarantie opnieuw wijzigt). Doorgaans wordt deze methode gevolgd door aanvullende pensioenplannen die beleggen in tak 23, en waarvan het rendement dus afhangt van één of meerdere onderliggende fondsen.

     

    De werkgever kiest

    Voor alle nieuwe plannen vanaf 2016 kiest de werkgever de methode, die ook vermeld wordt in het pensioenreglement. Het is enkel mogelijk om de methode te wijzigen als ook de beleggingswijze van de premies aangepast wordt.

    Voor de plannen die al vóór 2016 bestonden, wordt de methode bepaald in functie van de financieringsmethode van het plan (tak 21 of tak 23).

     

    Om er meer over weten :

    Waarom is een groepsverzekering interessant voor werknemer én werkgever?


     

    Meer weten over de groepsverzekering?

    Deel dit artikel