Ons erfrecht: hoe wordt het gereserveerde deel berekend?

De wettelijke reserve of het gereserveerde deel van een erfenis is het minimale deel ervan dat niet mag ontzegd worden aan een wettelijk beschermde erfgenaam. De rest wordt het beschikbare deel genoemd. Maar hoe wordt deze wettelijke reserve nu juist berekend?

In dit artikel

    Op basis van de fictieve massa ...

    Men denkt soms dat de nalatenschap bestaat uit de som van alle eigendommen van de erflater op het ogenblik van zijn overlijden. Het is echter niet zo, dat zou te gemakkelijk zijn. Om de totale nalatenschap te bepalen, gaat men uit van de zgn. fictieve massa. Deze fictieve massa is de som van alle bezittingen van de erflater op het ogenblik van zijn overlijden, min alle schulden die de erflater op het ogenblik van zijn overlijden heeft (schulden, onbetaalde rekeningen, nog niet betaalde aankopen, uitvaartkosten, enz.), plus alle schenkingen die de overledene gedurende zijn leven gedaan heeft. Het voorbehouden en het beschikbare deel van de erflating worden op basis van deze fictieve massa berekend. De reserve wordt bijgevolg bepaald op de nalatenschap zoals die er zou uitzien als de erflater geen schenkingen gedaan had.

    Als het deel van de fictieve massa dat voor een wettelijk beschermde erfgenaam overblijft, kleiner is dan dat waar hij recht op heeft, dan heeft hij het recht dat tekort op te eisen bij de persoon die te veel gekregen heeft door een vordering tot inkorting in te stellen. Deze inkorting gebeurt in het huidige systeem niet op basis van de waarde van het goed op het ogenblik van de schenking, maar wel op het ogenblik van het overlijden van de erflater. Dit kan voor de begunstigde nadelig zijn, indien de waarde van de schenking toegenomen is.

    En in de toekomst?

    In de toekomst zal nog altijd de fictieve massa gehanteerd worden voor de bepaling van de nalatenschap. Maar de waarde van de schenkingen die in de fictieve massa moeten worden opgenomen, zal in principe bepaald worden op de dag van de schenking (geïndexeerd tot aan de dag van het overlijden), en niet meer op de dag van het overlijden van de erflater. De begiftigde die "te veel" ontvangen heeft, zal niet meer verplicht worden het goed zelf af te staan aan de benadeelde erfgenaam, wel de waarde van wat deze te weinig gekregen heeft.

    De vordering tot inkorting ten aanzien van een gift toegekend aan een erfgenaam mag in principe tot 30 jaar na het overlijden van de erflater gebeuren! Deze termijn blijft in de toekomst ook zo als men niet tot een akkoord komt, maar raakt de vereffeningverdeling wel rond, dan moet de inkorting ten laatste ingesteld worden op de dag van de afronding. Ten aanzien van een gift toegekend aan een begiftigde die geen erfgenaam is, is er in principe verjaring na twee jaar, te rekenen vanaf de afsluiting van de vereffeningverdeling van de nalatenschap. Maar de begiftigde kan op elk ogenblik de wettelijke erfgenamen aanmanen om een standpunt in te nemen over het principe van de inkorting. De erfgenamen krijgen dan een jaar om te reageren. Melden zij dat zij hun recht op inkorting willen uitoefenen, dan hebben zij vier jaar om dit te doen.

    Meer weten over successie?

    Deel dit artikel